De wijnstok groeit hoog en sterk,
in de warme zon van de wijngaard.
Sappen stromen rijkelijk,
vermengd met geuren van de aarde.
De druiven rijpen tot volle glans,
gekoesterd door de wijnboer met zorg.
In de kelder worden ze geperst,
om te veranderen in de nectar van de goden.
De wijn rust in de fles,
opgeborgen in de donkere kelder.
Maar als de tijd rijp is,
wordt de kurk verwijderd met een knal.
De wijn wordt geproefd en gewaardeerd,
in een glas dat helder schittert.
Het is de beloning voor de arbeid,
van een wijnboer met liefde voor zijn werk.
Wijn, ons gezelschap bij een feestmaal,
verhoogt onze stemming, maakt ons vrolijk.
Een symbool van vriendschap en liefde,
altijd bij ons, in goede en slechte tijden.