Het begon allemaal met de aankoop van... een heel dorp. In 1960 kocht Alessandro Bianchi het vervallen middeleeuwse gehuchtje Villa, inclusief honderden hectare land eromheen. Bianchi ging wijn maken en werkte mee aan de creatie van een nieuw type wijn dat een sterke impuls gaf aan de streek: Franciacorta, de inmiddels fameuze bubbel.
Langzaamaan werd, op basis van uitgebreid onderzoek, de beste grond voor de nieuwe wijn geselecteerd. De druiven voor de Franciacorta van Casa Villa – chardonnay, pinot nero en pinot bianco – komen van een wijngaard van 37 hectare, waar uitsluitend organische mest en andere natuurlijke middelen gebruikt worden. Niet direct een gemakkelijke wijngaard: hoewel een deel ervan op hellingen met de lieflijke naam Madonna della Rosa ligt, zijn die hellingen akelig steil en staan de druivenstokken er op terrassen.
Net als bij champagne worden voor Franciacorta basiswijnen geblend tot verschillende cuvées. Die ondergaan een tweede gisting op fles (waarbij de belletjes gevormd worden) en rijpen dan minimaal achttien maanden, en vaak veel langer, in de schitterende kelders van Villa Casa. De wijnen zijn verfijnd en elegant. En de wetenschap dat ze uit een – inmiddels prachtig hersteld – middeleeuws dorp komen, ja, dat geeft ze toch wel iets extra bijzonders.